Geen carnaval voor mij dit jaar. Gisterenavond heb ik eindelijk dit besluit genomen. Het was niet makkelijk, want het voelt alsof ik al mijn collega-muzikanten zwaar in de steek laat. Maar ik moet nu echt even aan mijn gezondheid denken. Moe zijn en het benauwd hebben, gaat nu eenmaal niet samen met lopen en blazen op een instrument.
We hadden er met zijn allen weer flink voor gerepeteerd, zowel met de muziekvereniging als met ons dweilorkest. Helaas gooide mijn gezondheid dus roet in het eten en begint zaterdagavond het feest zonder mij. Ik baal enorm en vind het ook voor de anderen heel vervelend dat ik er niet bij kan zijn.
Opgeven ligt eigenlijk niet in mijn aard, zo ben ik ook niet opgevoed. Bij ons thuis moest je vroeger afmaken waar je aan begonnen was. Dat was een ongeschreven wet. Als je alleen nog kruipend ergens heen kon, dan ging je maar kruipend, maar je ging. Ziek thuisblijven van school gebeurde ook echt niet zonder slag of stoot. Als je geen koorts had, dan kon je gewoon naar school. Geen flauwekul, daar hielden mijn ouders niet van. Maar als je dan 's middags thuis kwam met brandende wangen van de koorts, dan mocht je thuisblijven. Dan werd je lekker in bed gestopt en hevig vertroeteld. Dan kwam mijn vader op de rand van mijn bed zitten en bracht mijn moeder drinken met iets lekkers. Ook mijn twee oudere broers en mijn grote zus kwamen dan op ziekenbezoek. De een kwam even voorlezen en de ander even knuffelen, zodat je je even heel speciaal voelde. Soms zou ik best nog weleens zo verwend willen worden. Een dagje maar, want langer zou ik dat echt niet meer uithouden.
Paul probeert het nog wel eens, om mij te verwennen, zeker nu ik dus een beetje in de lappenmand zit. Keilief vind ik dat, maar ik dop toch het liefst mijn eigen boontjes. Mijn moeder had en heeft dat ook. Als die ziek is en wij stellen voor dat ze dan maar lekker in bed moet kruipen, zegt ze steevast nee, 'want in bed gaan de meeste mensen dood'. En mijn moeder kan dat weten, want die is inmiddels 96.