Ster inactiefSter inactiefSter inactiefSter inactiefSter inactief
 

Code oranje, ik moest er een beetje om lachen. Het zou inderdaad flink gaan waaien, maar om daar nu voor in een stress te schieten. Het KNMI roept wel vaker zo'n code rood of oranje af en dat loopt meestal met een sisser af. 

Toen ik vanmorgen om kwart voor negen naar de sportschool liep, moest ik lachen om die stevige bries die mijn haren deed wapperen. Code oranje, het zal wel. Maar tijdens het sporten klonk er toch steeds meer gerommel op het dak en vlogen er ook bladeren en takjes door de lucht. Na het douchen hoorde ik boven mijn hoofd allerlei geluiden die me niet blij maakten. Ik begon me zelfs een beetje zorgen te maken, want ik moest toch ook nog naar huis. Voordat mijn sportmaatjes vertrokken, riepen ze nog gekscherend dat ik op moest passen dat ik niet weg zou waaien. 'Haha, leuk hoor', diende ik ze van repliek. 'Zo dun ben ik nu ook weer niet hoor.'

Het geraas boven mijn hoofd klonk steeds harder en haastig begon ik mijn spullen in mijn sporttas te proppen. 'Ik geloof dat ik snel naar huis moet, voordat het echt gaat spoken', dacht ik nog.

Eenmaal buiten schrok ik toch wel een beetje. Voor de deur van de sporthal lag iets wat me vaag aan dakbedekking deed denken en op het voetpad lagen hele dikke takken, die uit de bomen waren gewaaid. 'Ik mag wel oppassen dat ik zo'n tak niet op mijn hoofd krijg, want daar houd ik op z'n minst een flinke hoofdpijn aan over.' Ik had het nog niet gedacht of daar vloog weer een dikke tak door de lucht. Instinctmatig trok ik mijn hoofd wat dieper tussen mijn schouders en dapperder dan ik me voelde, ging ik op weg naar huis.

Ik was nog geen twintig meter verder of de wind kreeg grip op me en ik werd hardhandig naar rechts geduwd. Ik zette mijn voeten stevig neer en met gebogen rug liep ik verder, knokkend tegen de wind. Code oranje was dit keer niet voor niets afgeroepen, dacht ik nog bij mezelf, toen de wind me weer aan begon te vallen. Dit keer had hij me goed te pakken en voordat ik het besefte vloog ik als een gek over de straat. Ik werd zo hard geduwd dat mijn benen het haast niet meer bij konden houden en met een flinke vaart vloog ik recht op een lantaarnpaal af.

Het moet amper een paar seconden hebben geduurd, maar het leken wel hele lange minuten voordat ik me uiteindelijk aan die lantaarnpaal vast kon pakken. En daar hing ik dan. Loslaten was echt geen optie, want dan zou ik zo weer verder vliegen. Terwijl ik daar met twee armen om die lantaarnpaal heen stond, stopte er een automobilist om te kijken of ik me wel kon redden. Nog voordat hij uit de auto was, viel de wind even weg. Ik liet de lantaarnpaal en de automobilist voor wat ze waren en rende als een bezetene die laatste tweehonderd meter naar huis. 'Wat bof ik toch dat ik nog altijd aan hardlopen doe', flitste het nog snel door mijn hoofd.

Met bonzend hart en knikkende knieën stak ik eindelijk de sleutel in het slot van de voordeur. Eenmaal binnen zag ik dat aan de overkant van de straat een hele schutting was omgewaaid. De tuinmeubelen die daar in de tuin stonden, waaiden nu door onze straat. Een ervan was op weg naar onze voortuin. Ik had hem misschien kunnen pakken, die stoel, en hem in veiligheid kunnen brengen. Maar zolang het nog zo hard waait, is dat geen optie en zie je mij voorlopig niet meer buiten de deur.